Zink en hydroxychloroquine (HCQ)
Het mineraal zink beschikt over diverse immuunondersteunende en antivirale eigenschappen, zoals remming van de activiteit van RNA-afhankelijke RNA- polymerase (RdRp) enzymen. In ons lichaam is zink echter voor het grootste deel gebonden aan eiwitten zoals albumine in het serum/bloed en aan metallothioneïnen in de weefsels en organen. Door deze eiwitbinding kan zink naar de organen en onderdelen (organellen) van de cel worden getransporteerd en de concentraties en homeostase van zink nauwkeurig worden gereguleerd. Voor bepaalde antivirale effecten van zink is echter met name de vrije, niet-eiwitgebonden zinkfractie interessant. Vrij zink maakt echter maar een héél klein deel uit van de totale hoeveelheid zink in ons lichaam en vrij zink kan niet of nauwelijks de plasma celmembraan passeren; zink is namelijk voor opname in de cel afhankelijk van bepaalde transporteiwitten en -systemen.
Hydroxychloroquine (HCQ) staat al langer bekend als geneesmiddel bij reumatoïde artritis, lupus erythematodus en intracellulaire infecties zoals malaria en Q-koorts, zie bijvoorbeeld deze richtlijnen van het RIVM. HCQ kan echter vrije zinkionen cheleren en doorheen de plasmamembraan in de cel transporteren en zink op plaatsen in de cel beschikbaar maken waar het normaliter door zijn eiwitbinding niet direct komt. Dit zink-ionophore effect van HCQ draagt verder bij aan de antivirale werking die zink normaliter al heeft en versterkt de werking van het HCQ-molecuul.
Een voorbeeld van een natuurlijke stof met zink-ionofore eigenschappen, is het flavonol quercetine. Evenals HCQ kan het flavonol quercetine, onafhankelijk van de normale zinktransportsystemen, vrij zink in de cel transporteren. De rol die quercetine mogelijk bij de behandeling van corona-infecties kan spelen, wordt in dit artikel beschreven.
HCQ zelf heeft ook antivirale eigenschappen. Het stond wat die eigenschap betreft in de periode 2002-2005 ook in de wetenschappelijke belangstelling bij het toenmalige SARS-CoV virus. Het concentreert zich in de endosomen, lysosomen en het Golgi-apparaat van de cel. Normaliter worden virussen die een cel zijn binnengedrongen ‘uitgepakt/ontmanteld’ in de lysosomen, waarna hun genetisch materiaal (RNA of DNA) vrijkomt voor replicatie en er nieuwe virusdeeltjes gevormd kunnen worden. Bij het ‘uitpakken/ontmantelen’ van het virus in de lysosomen is een lage (zure) pH essentieel. Eén van de effecten van HCQ is, dat het de pH in de lysosomen verhoogt (minder zuur maakt), waardoor virussen minder goed van hun mantel ontdaan kunnen worden. HCQ voorkomt ook dat virussen via de ACE2-receptor cellen binnendringen. Vermoedelijk inhibeert HCQ ook de aanmaak van nieuwe viruseiwitten. Op de website van het RIVM wordt HCQ als een mogelijk geneesmiddel bij Covid-19 vermeld.
Onder anderen de Nederlandse huisarts Rob Elens en de Amerikaanse arts Vladimir Zelenko hebben positieve resultaten gemeld van toepassing in het beginstadium van Covid-19 van een combinatie van 2 x daags 200 mg HCQ, 1 x daags 220 mg zinksulfaat en 1 x daags 500 mg Azithromycine 500 mg, elk gedurende 5 dagen. Een alternatief voor zinksulfaat zou de uitstekend opneembare zinkverbinding L-zink-monomethionine kunnen zijn, te doseren met 50 mg per dag.
Bepaalde klinische studies met HCQ bij Covid-19 zijn mogelijk niet optimaal verlopen, door verkeerde/te hoge doseringen en het niet combineren met zink. Bovendien zijn de resultaten van diverse studies naar de werkzaamheid van HCQ waarschijnlijk niet goed geïnterpreteerd. Met name het medisch vaktijdschrift The Lancet heeft recentelijk een negatieve publicatie over HCQ herroepen.